
Lezend over het leven van Erasmus kom ik onze tijd tegen. Waarin nieuwe media de wereld ondersteboven hebben gekeerd en alles wankelt. Waarin niets meer waar is. Waarin potentaten de macht hebben en om vage redenen de wereldleiders in een oorlog lokken. Waarin eenlingen zoeken naar een andere orde.
Toen Erasmus voor het eerst Italië bezocht, om eindelijk contact te maken met de broncultuur van alles wat hij bestudeerd had, viel alles tegen. Het was najaar 1506 en overal was onrust. Paus Julius II begon een oorlog in Noord-Italië. Bologna was bezet, net toen Erasmus probeerde daar zijn doctorstitel te behalen. Hij week uit naar Turijn en landde daarna bij een drukker in Venetië.
Constantinopel was gevallen en Turks geworden, en unieke Griekse handschriften van schrijvers uit de Oudheid werden vanuit de kloosters per boot naar Venetië gebracht. Een handgekopieerd boek was in die tijd even duur als een huis. Kennis lag opgeslagen in die peperdure boeken. Je moest geestelijke zijn en binnen de vier muren van een klooster wonen om in die boeken te mogen bladeren.
Erasmus ontmoette een drukkersfamilie in Venetië, las de handschriften, en maakte een uitgebreide editie van zijn boek Adagia, waarin hij gezegden uit de Oudheid op een rijtje zette. Zijn vertalingen in het Latijn waren fris en puntig en voorzien van meeslepend commentaar.
Ondertussen veroverde Julius II Bologna en reed theatraal de stad binnen via een bres in de muur. Erasmus was geschokt. Ook het bezoek aan Rome, waar de Sint Pieter werd gebouwd en Michelangelo de Sixtijnse kapel beschilderde, viel hem tegen. Hij wees een baan bij de curie af en werd uitgenodigd naar Engeland. Zijn vrienden hadden hun hoop gesteld op de nieuwe vorst Hendrik VIII. In die tijd betekende onafhankelijk zijn lang reizen onder barre omstandigheden. Over de Alpen, per paard. Het was juli 1509. Voor Erasmus met zijn gewrichtsproblemen en nierstenen was die maandenlange reis geen pretje.
Op het zadel had hij briefjes vastgemaakt. Gedurende de reis schreef hij de aantekeningen op voor ‘Lof der Zotheid’. Dit boek kan gezien worden als de eerste echte fictie in de geschiedenis van de literatuur. Dwaasheid als onmisbaar element in de samenleving. Waarbij de wijzen zoals politieke en religieuze leiders en rechters het hoogst scoren. Rechtsgeleerden, geestelijken, pausen, handelaars, artsen, keizers, allemaal zijn ze gevoelig voor ‘honing die om de mond gesmeerd wordt.’ Ook de schrijver zelf schaarde zich bij de dwazen. En omdat hij zich verschool achter zijn personage, de dwaas, kon hij alles zeggen, en genoot het volk van de manier waarop de waarheid klonk in de mond van de Dwaas. Net als de Adagia werd de lof der Zotheid een bestseller.
Engeland viel ook tegen want Hendrik VIII liet zich door diezelfde paus verleiden tot een oorlog op het vasteland. Weer was het moeilijk voor Erasmus om normaal onderzoek te doen en te schrijven. De prijzen verdrievoudigden, het bier was zuur. Hij kon niet aan de juiste manuscripten komen omdat de grenzen dicht waren. In Italië had Erasmus al gezien hoe de gezanten van de Paus het laatste geld uit de boeren persten om de oorlog te bekostigen. Verpaupering was het gevolg. En tot overmaat van ramp brak de pest uit.
Julius II stierf in 1511. ER ging een satire rond, via een vlugschrift. Dat ging heel snel, in weken had heel Europa het gelezen….De Paus kwam bij de hemelpoort met de sleutel. Tenslotte, als vervanger van Petrus hoefde hij niet te bedelen om entree, zoals andere zondaars moeten. Helaas, de sleutel paste niet. Gelukkig wel op zijn schatkist. De hemel werd door de Paus belegerd…