Het papier waarop ik de vijf grote inkttekeningen maakte voor de tentoonstelling in Rome in 2011, is van Arches, een voor papierliefhebbers bekende fabriek in Zuid Frankrijk. Het bestaat voor 100 % uit katoen, volgens de verpakking gemalen door een molen. Ik zie het voor me, stampende houten blokken die op waterkracht de katoenen reststromen tot pulp malen.
Het is net zo sterk als doek maar het is makkelijker op te rollen.
Ga je met doeken of met ingelijste werken ver weg exposeren, dan is alleen het speciale vervoer goed voor de helft van het hele projectbudget. En dat kon ik beter maar voorkomen. Dus geen officieel vervoer van kunstwerken.
In plaats daarvan gingen de werken als extra bagage in een koker mee in het vliegtuig. Er was geen andere optie dan uitrollen en ophangen, aan een paar simpele klemmetjes.
Met zo’n grote rol in handen kun je zelf het formaat bepalen en ik koos voor groot en volgde de gulden snede. De rol was 130cm breed, dus kwam het neer op een lengte van 205 cm.
Iefke van Kampen, Etruskologe van het streekmuseum van Formello, dat ten noorden van Rome ligt vlak bij de verwoest stad Veii, haalde me van het vliegtuig. Het museum is gevestigd in een kasteel. De ingang van de zaal is in de toegangspoort omhoog naar het oude dorpsplein.
De strategie van Iefke was om het museum met bekendheid te geven bij archeologie minnende toeristen. Die meestal genoeg hebben aan Rome. Maar via Villa Guillia, waar de beelden staan waarom ik mijn onderzoek baseerde, zouden ze ook het dorp Formello kunnen bezoeken, dichterbij de thrill van de plek kunnen komen.
De tentoonstellingsruimte in Formello was een benedenruimte in een 13de eeuws paleis, met een ingang in de poort. Er waren zes brede steunberen als ruimte voor de schilderijen beschikbaar.
Aangekomen in de zaal bleken de zuilen precies dezelfde lengte-breedte verhouding te hebben. Dus uiteraard,zoals je kunt verwachten, ook aan de gulden snede te beantwoorden!
Dat betekende dat ik de grote kleurige weken maar hoefde uit te rollen en op te hangen.