
Eén van de bronboeken voor de tentoonstelling in Rome was de catalogus ‘panorama op de wereld’, het landschap van Bosch tot Rubens. ik zag de tentoonstelling in het Noord Brabants Museum in 2001. Tien jaar later bestudeerde ik de kleuren van ‘de voorouders’ en verwerkte die in mijn schilderij.
Nu is het weer tien jaar later en vliegen doen we haast niet meer. Nu is er meer belangstelling voor de zintuigelijke ervaring van het buiten zijn. Maar ook staat reizen gelijk aan vervuilen en ontdekken we massaal ons eigen land.
Tien jaar geleden wilde ik bewust vliegen. Ik keek naar beneden en stelde me voor wat het moest zijn geweest om te voet een pas over te steken. Over een onverharde weg en met het doel om een zuidelijke ervaring van licht op te doen. Met het doel om je roots beter te begrijpen; in het geval van de Nederlands Vlaamse schilders de bron van het Christendom.
Voor mij was het niet veel anders al liep ik niet. Voor mij ging het om de religie van de zonsopgang, die je absoluut anders ervaart en die qua religie een totaal andere uitstraling heeft dan in Noord-Europa. Voor mij was de tentoonstelling een uitnodiging om met kleur te gaan werken. Om kleur te laten knallen, na jaren lang in grijstinten te hebben gewerkt. Want als je die zonsopgangen bestudeert, dan kan je niet om kleuren heen.
Ik had tegelijkertijd watervaste kleureninkten ontdekt die net als Oost Indische inkt een marmereffect geven als je ze op nat etspapier druppelt. in de jaren vóór en na 2011 voerde ik talloze experimenten uit met die inkten en maakte honderden kleine schilderijtjes en miniatuurlandschapjes. ik gebruikte geen penseel met 1 materhaar, zoals mijn voorgangers deden, als ze een takje van een boom schilderden, of een bloemblaadje.
Ik liet het gebeuren en verbaasde me.